De rol van een slachtofferadvocaat bij (de aanvraag van) schadevergoedingen 

In deze blog beschrijft Alex van Kernebeek hoe het schaderegelingstraject voor een slachtoffer verloopt, of er vaak gebruik van wordt gemaakt en hoe de schade voor een slachtoffer wordt ‘berekend’.  

In de tijden dat Napoleon in ons land de juridische scepter zwaaide, was er bar weinig geregeld voor slachtoffers. Met de mogelijkheid (soms zelfs: verplichting) tot het doen van aangifte of het afleggen van een getuigenverklaring was alles wel gezegd. Vanaf die tijd begin 1800 heeft het tot 1995 geduurd voordat hier met de Wet Terwee echt verandering in kwam. Sinds dat moment hebben slachtoffers van misdrijven het recht om ‘te voegen’ in het strafproces. Dit betekent dat zij in het strafproces hun schade kunnen claimen. Naast de beslissing over of het strafbare feit bewezen kan worden verklaard en welke straf/maatregel hier op moet volgen, dient de strafrechter zich sindsdien ook uit te laten over geclaimde schadevorderingen.

Aanvankelijk ging het vooral om de eenvoudige zaken, maar mede dankzij Fred Teeven is hier met de Wet Versterking Positie Slachtoffers en een specifiek amendement van hem en Wolfsen verandering in gekomen. Sinds 2011 kan een claim pas over de schutting naar de civiele rechter worden gegooid als dit een ‘onevenredige belasting’ van het strafgeding vormt. Hoe dat precies uitpakt in de praktijk is soms moeilijk te voorspellen en verschilt bovendien per rechtbank (en zelfs per rechter), maar feit is dat er een stuk meer mogelijk is geworden. De afgelopen jaren hebben we toekenning van schadeclaims gezien van recordbrekende bedragen (2.8 miljoen euro in de zaak Jawed S., zowel in eerste als in tweede aanleg (ECLI:NL:GHAMS:2020:3077). Er wordt dan ook steeds meer gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te voegen in het strafproces. In 2019 ging het om 14.100 schadevergoedingsmaatregelen die (al dan niet gedeeltelijk) door de rechter werden toegewezen (met een gemiddeld bedrag van € 3.000,00) en 2.400 schadevergoedingen die door het Openbaar Ministerie zijn toegewezen (met een gemiddeld bedrag van € 270,00) (bron: ‘Donner e.a., ‘Op verhaal komen – naar een afgewogen, consistent en betaalbaar stelsel voor compensatie van slachtoffers van een strafbaar feit. (adviesrapport)’, Den Haag: 2021, p. 37).

Als iemand slachtoffer wordt van een misdrijf en het Openbaar Ministerie besluit hiervoor een verdachte te vervolgen, ontvangt het slachtoffer drie formulieren. Een persoonsgegevens formulier, een wensenformulier en een formulier ‘verzoek tot schadevergoeding’. Op dit laatste formulier kan worden aangegeven welke schade iemand heeft opgelopen als gevolg van het misdrijf. Dit kan zowel ‘materiële’ als ‘immateriële’ schade zijn. Bij materiële schade kan je denken aan kapotte kleding, medische kosten, verlies van arbeidsvermogen, vernielde spullen etc. Eigenlijk alles wat direct iemands vermogenspositie raakt. Bij immateriële schade, ook wel smartengeld genoemd of ‘ander nadeel’, gaat het om een vergoeding voor pijn, angst, verdriet en gederfde levensvreugde. Dus de schade die je niet direct voelt in de portemonnee, maar die we uiteindelijk wel uitdrukken in geld. Hierbij wordt gekeken naar bedragen die in het verleden zijn toegekend bij min of meer vergelijkbare gevallen, waarbij het vooral gaat om de aard en ernst van het letsel (ook psychisch, denk bijvoorbeeld aan PTSS, depressie of een angststoornis) en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer.

Een timmerman die blijvend knijpkracht verliest in zijn dominante hand zal hier meer impact van ondervinden (nog los van de financiële impact, die valt immers onder de materiële schade) dan een psychiater. Of een meisje van 15 jaar van wie het haar is afgerukt, zal hier doorgaans meer last van hebben dan een veel ouder iemand. Bij iedereen groeit haar gemiddeld ongeveer een centimeter per maand (dus reken maar uit hoe lang het duurt voordat haar tot over je schouders weer terug is), maar voor een jong meisje bij wie uiterlijk in het algemeen een belangrijkere rol speelt in het leven, zal dit vaak ontwrichtender werken. Dit blijft vooral maatwerk en enigszins arbitrair. Je ziet dan ook grote verschillen per rechtbank en de laatste jaren is een stijgende lijn te zien, zeker aan de ‘top’ voor de meest ernstige gevallen. Het record/plafond voor puur smartengeld (dus zonder materiële schade) staat op dit moment op € 350.000,00. Een paar jaar geleden was dit nog € 150.000,00.

Vaak wordt gezegd dat een vergelijking gemaakt moet worden tussen de situatie vóór en na misdrijf, maar juister is de situatie mét en zónder misdrijf. Hoe zou iemands toekomst geweest zijn in het hypothetische geval dat het misdrijf niet zou hebben plaatsgevonden? En vervolgens kijk je naar de werkelijke situatie mét misdrijf. Het verschil tussen beide situaties vormt de schade. Aan de hand van medische verklaringen, bonnen, verklaringen van een psycholoog, berekeningen van de boekhouder bij zelfstandigen of werkgeversverklaringen bij mensen in loondienst en bijvoorbeeld letselfoto’s kan de schade zo goed mogelijk worden onderbouwd. Vervolgens is het aan de rechter (of in kleinere zaken: aan de officier van justitie) om een beslissing te nemen over de gevraagde schade. Als de rechter het er (deels) mee eens is, kan hij de gevorderde schadevergoeding toewijzen en hiervoor een ‘schadevergoedingsmaatregel’ opleggen. Dit laatste houdt in dat, als deze beslissing onherroepelijk is geworden (geen hoger beroep meer mogelijk), het CJIB voor het slachtoffer achter de schadevergoeding aan gaat. Hier zijn zij erg succesvol in en in de meerderheid van de zaken wordt de volledige schadevergoeding ook daadwerkelijk geïnd bij de veroordeelde. Maar nu komt het: ook als het CJIB hier niet in slaagt, staat de staat toch garant voor de toegewezen schadevergoeding. Het slachtoffer krijgt dus sowieso zijn geld en het veelgehoorde ‘van een kale kip valt niet te plukken’ gaat hier dus niet op. De toegekende schadevergoeding wordt 8 maanden nadat deze toewijzing onherroepelijk is geworden overgemaakt aan het slachtoffer. Bij geweld- en zedenmisdrijven zit hier ook geen maximum op. Bij overige misdrijven, bijvoorbeeld een diefstal zonder geweld, een vernieling of een oplichtingszaak, is het ‘voorschot’ (zo wordt de garantstelling door de overheid genoemd) beperkt tot € 5.000,00. Als er meer geïnd wordt, gaat dit uiteraard ook naar het slachtoffer, maar de Staat staat garant tot 5.000.

Omdat zowel materiële schade als immateriële schade berekenen een specifieke deskundigheid vereist en je bovendien rekening moet houden met de belasting van het strafproces, is het goed om hier specifieke deskundigheid voor in te schakelen. Dit kan zowel door juridisch medewerkers van Slachtofferhulp Nederland gebeuren als door slachtofferadvocaten, bijvoorbeeld van de NVSSA (Nederlandse Vereniging Specialisatie Slachtoffer Advocaten: www.nvssa.nl). Een slachtofferadvocaat staat iemand met raad en daad bij in het gehele proces, helpt bij het onderbouwen van de schade, stelt de schriftelijke vordering op samen met het slachtoffer en verdedigt deze op zitting. Ook kan een slachtofferadvocaat helpen bij schadevergoeding via andere wegen, zoals bij fondsen (bijvoorbeeld Schadefonds Geweldsmisdrijven), verzekeraars of via de civiele weg (los van het strafproces). Als iemand slachtoffer is van een ernstig geweld- of zedenmisdrijf, is de hulp van een slachtofferadvocaat kosteloos. Iemands vermogen of inkomen speelt dan geen rol. Ook als een miljonair verkracht wordt, draagt de overheid de kosten van de rechtsbijstand. De bijstand door Slachtofferhulp Nederland is sowieso altijd gratis.

Mocht dit vragen oproepen, dan ben ik graag bereid om mee te denken. Een eerste gesprek met mij is altijd kosteloos en vrijblijvend.

De contactgegevens van Alex van Kernebeek zijn op zijn netwerkledenpagina te vinden.